Niels Willemsen
Een Sprookje

12/02/2013
Er was eens, in een land hier niet zo gek ver vandaan, een groepje mensen die met zijn allen wonen in een dorpje midden in Rome. Het is een merkwaardig volkje. Ten eerste zijn het allemaal mannen. Een vrouw zal je er in de verste verte niet vinden. Hooguit in de keuken, maar dan wel verstopt onder een hele lange rok. De reden dat ze zo verstopt zit, is omdat de mannen haar niet mogen aanraken. Om toch een beetje in touch te raken met het vrouwelijk schoon, dragen de mannen prachtige jurken, versierd met mooie kettingen en ringen.
Het merkwaardige volkje lijdt een gelukkig leventje. Ze hebben veel geld, lekker eten en wonen in prachtige gebouwen. Zeker hun grote leider heeft het goed voor elkaar. Over de hele wereld wordt hij geroemd en aanbeden. Hij heeft een eigen autootje en een gouden wandelstok. Op zijn hoofd draagt hij een mijter. Hij heeft er duizenden! De één nog mooier dan de andere. Hij lijkt eigenlijk een beetje op sinterklaas, maar dan zonder baard. En net als sinterklaas neemt hij graag stoute kinderen mee naar zijn paleis. Zijn naam was Benedictus.
Er was trouwens nog iets bijzonders gaande in het dorpje. Ze stonden namelijk het dichtst van iedereen bij de meneer die onze wereld geschapen heeft. Er werd zelfs gefluisterd dat Benedictus de aardse verschijning was van deze meneer. Vandaar dat mensen over de hele wereld hem een belangrijke man vonden. Hoewel Benedictus al oud was, hield hij er een erg conservatieve mening op na. Homo’s zag hij liever dood dan levend. En ongeboren “ongelukjes” liever levend dan dood. Condooms vond hij maar malle dingen. “Zwarte kousen zijn er niet voor niets, gebruik die maar!”
Na verloop van tijd begon zijn ouderdom toch zijn tol te eisen. Vooral doofheid werd een groter probleem. Uitspraken die hij niet meer hoorde, stak hij in een speciaal potje. Dingen als “De holocaust is nooit gebeurd” en “Wir haben es nicht gewusst” werden dan ook veilig in het daarvoor bestemde doofpotje opgeborgen. Maar naast doofheid, werd ook vermoeidheid een steeds groter probleem. Het is immers niet niks om constant de baas te spelen in dat gekke dorpje in Rome.
Op een ochtend tijdens het ontbijt las Benedictus dan ook een artikel in de krant die hem op een idee bracht. Het artikel luidde: Koningin Beatrix treedt af. “Hm, aftreden. Dat is helemaal nog niet zo’n slecht idee”. Het verbaasde hem dat de vorige leiders van het malle dorpje niet eerder op dat idee waren gekomen. Toch hield het hem niet tegen. Hij vond het wel mooi geweest. Het wordt hoog tijd dat iemand anders de vooruitgang in deze wereld gaat tegenhouden.
Die nacht sliep Benedictus dan ook heerlijk in zijn gouden bedje. Het was alsof er een last van hem afviel. En terwijl een nieuwe leider zorgvuldig het dorpje regeerde, leefde Benedictus nog lang en gelukkig.