Niels Willemsen
Wildvreemden

05/02/2013
Ik weet niet hoe het komt, maar op de een of andere manier hebben wildvreemde mensen altijd de behoefte om mij iets te vragen of om tegen me aan te praten. Vandaag had ik daar alweer twee gevallen van. Ik moest naar Arnhem om kennis te maken op mijn nieuwe stageschool. Na de kennismaking liep ik terug naar de bushalte. Daar zat een buitenlandse mevrouw (ik gok Iraans, of iets in die richting) op het bankje chocolaatjes te eten. Ik ging naast haar zitten, maar liet ongeveer een meter tussen ons in. Na een seconde of tien keek ze me aan en vroeg vervolgens hoe laat de bus kwam. “Over vijf minuutjes, mevrouw”. Ze glimlachte, waarna ze me het bakje met de chocolaatjes voorhield. Mijn eerste reactie was “Nee, dankuwel.” Maar zo gemakkelijk kwam ik er niet onderuit. Ze keek me niet begrijpend aan en zei: “Neem maar, is echt heel lekker”. Daarop duwde ze het bakje bijna in mijn gezicht. Ik zag geen andere uitweg en nam een chocolaatje uit het bakje. Het was een soort pindarotsje.
Toen haalde ze haar telefoon tevoorschijn en liet me een sms’je zien. “Ik krijg bericht dat ik voicemail heb, maar hoe moet ik luisteren? Ben jij handig met telefoon?” Ik wist even niet wat ik moest zeggen. “Euh, u moet uw contacten openen en dan ‘voicemail’ zoeken. Als u dat nummer belt, krijgt u een keuzemenu. Dan hoort u vanzelf wat u moet doen.” Ze bedankte me en begon meteen te bellen. Terwijl ze naar het ingesproken bericht luisterde, gaf ze me een glimlach.
Nog geen minuut later kwam er een ietwat verward omaatje aanlopen. Ik keek op. Ze wees naar het bordje met bustijden en zei: “Jullie kunnen wachten wat jullie willen, maar de bus komt hier nooit!” Ik keek haar niet-begrijpend aan. “Vroeger reden hier bussen, maar nu niet meer. Vraag het maar aan mijn man, die wandelt hier altijd”. Ze wees naar een man achter een rollator, iets verderop in de straat. Toen de bus even later in de verte aan kwam rijden, liet ze van schrik bijna haar tasje vallen. “Hoe is het mogelijk!” Ze liep op de bus af en begon tegen de buschauffeur te vertellen hoe fijn het was dat de bussen nog reden. Ik bliepte in en schuifelde achter haar langs naar een zitplaats.
Dit soort dingen gebeuren mij wel vaker. Vooral op het station. Zo zette een zwerver ooit een flinke tas naast mij neer. Of ik er even op wou letten terwijl hij een kaartje kocht. Toen hij na vijf minuten terug kwam, zei hij dat ik een jongen van God was en dat hij voor me zou bidden. Ook was er eens een man die naast me kwam zitten en begon te vertellen over zijn drugsverslaving. Op de een of andere manier zag hij me als een soort van psychiater. Hij was net afgekickt en ging weer terug naar zijn ouders omdat zijn vrouw en kinderen niets meer met hem te maken wilden hebben. Best heftig allemaal. Tenslotte was er ook nog een man die ineens trots begon te vertellen over zijn zwangere vriendin, nadat hij mij had gevraagd hoe laat de trein vertrok. Voor ik het wist kreeg ik allemaal foto’s onder mijn neus gedrukt van een donker meisje met een dikke, drachtige buik. Niet een van de meest charmante dingen die ik gezien heb.
Ik vraag me regelmatig af waarom die mensen altijd op mij afkomen. Blijkbaar zie ik eruit als iemand waar je makkelijk tegenaan kunt lullen. Maar ach, het maakt het wachten op de bus of trein wel een stukje interessanter.